Lezing op de Ontmoetingsdag 2019

“Breng als het kan ons samen, geef ons vrede.”

Lezing 13 april 2019 door Anne van Voorst

      Tijdens de tweede wereldoorlog werd de stad waar Dietrich Bonhoeffer woonde bedreigd door een luchtaanval. Angstig zochten de bewoners een veilige plek in de gemeenschappelijke schuilkelder van de buurt. Naast Bonhoeffer zat een buurman. Hij was zichtbaar bang. Bonhoeffer kende de man wel. Hij wist ook dat de buurman de kerk al vaarwel had gezegd en niet meer gelovig was. Maar de man was echt bang en keek verlangend naar Bonhoeffer op: “Zou u voor ons willen bidden” vroeg de man. “Dat we hier allemaal weer veilig uit komen?” Bonhoeffer keek zijn buurman aan en zei op geruststellende toon: “er zal vast en zeker spoedig een einde komen aan de bombardementen.”
In mijn herinnering is dit de eerste kennismaking die ik had met Bonhoeffer en die nog altijd diepe indruk op mij maakt. In de toelichting op dit voorval merkte Bonhoeffer op dat je nooit misbruik mocht maken van mensen wanneer ze in een kwetsbare situatie verkeren. Bonhoeffer was er heel duidelijk in dat de kwetsbare situatie van mensen niet aangegrepen mocht worden/gebruikt mocht worden om mensen het geloof op te dringen.

Het is niet voor niets dat ik mij dit voorval als eerste herinner wanneer het om Bonhoeffer gaat. Het sprak me bijzonder aan omdat het een grote zorgvuldigheid en respect laat zien in de behandeling van zowel de buurman als de eigen geloofsovertuiging. In dit antwoord nam Bonhoeffer zijn buurman volstrekt serieus. Maar ook zijn eigen geloofsovertuiging. Het geloof is niet een stoplap voor momenten waarop je het niet meer weet. En zo is het geloof ook geen stoplap voor gedetineerden die het moeilijk hebben nu ze in de gevangenis terecht gekomen zijn.

Ik kan me voorstellen dat het begin van deze lezing direct al vragen oproept. Want zijn de justitiepastores en -predikanten niet geroepen om de gedetineerden bij te staan met hun geloof? En is het ook niet zo dat juist gedetineerden in de gevangenis de weg weten te vinden naar de pastor of de dominee en naar de kerk gaan terwijl ze dat buiten niet deden? En hoe verhoudt zich dit dan tot de houding die Bonhoeffer had ten aanzien van zijn buurman. Het zal duidelijk zijn dat deze houding op gespannen voet staat met de praktijk in de gevangenis. Tegelijkertijd heb ik wel altijd geprobeerd mij deze houding eigen te maken in de contacten met gedetineerden. Juist omdat ik hen serieus wilde nemen maar ook om geloof en kerk serieus te nemen. Want het geloof is geen doekje voor het bloeden of een stoplap voor wanneer andere dingen niet meer werken. Nee, geloven is een weg gaan in vertrouwen door de diepte in navolging van Jezus die ook door de diepste diepte heen ging in het verlangen naar eenheid, samen-zijn, licht en vrede. Als justitiepastor of -predikant ben je geroepen naar mijn mening om de gedetineerde te ondersteunen op die weg. Dat betekent dus ook dat je de ander helemaal serieus neemt in wat hem bezig houdt. Misschien zoekt de gedetineerde in zijn vertwijfeling wel naar God, geloof of kerk, zoals die buurman dat ook deed. En misschien hoopt de gedetineerde wel dat God zijn moeite en schuld wel zal toedekken, hem verlichting zal schenken en hem zal troosten. Hoe begrijpelijk deze vraag van de gedetineerde ook is, ik denk en geloof dat de justitiepastor er vooral is om dan naast de gedetineerde te gaan staan in zijn nood en verlangen naar eenheid of vrede. Dat kan dan betekenen dat de nood niet direct minder wordt maar wel dat het verlangen levend blijft. In dat licht, lees ik ook het gedicht van Bonhoeffer en de strofe die vanochtend als leidraad dient:
Laat warm en stil de kaarsen branden heden,
die Gij hier in ons duister hebt gebracht,
breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht.

Er spreekt een enorme troost uit die ontspringt vanuit een diep verlangen naar samen-zijn, vrede. En tenslotte een groot vertrouwen; een jezelf geborgen weten. Begrippen die voor Bonhoeffer erg belangrijk waren en door hem ook tot op het diepst doorleefd zijn. Het zijn ook woorden die in de context van de gevangenis erg belangrijk zijn. Daarom wil ik nu ingaan op de woorden: troost, een verlangen naar samen zijn en je geborgen weten.

Troost
De behoefte aan troost is groot in de gevangenis, zo merkte ik al op. Wanneer je net in de gevangenis bent terecht gekomen, staat je hele leven op de kop. Er zijn zorgen over je eigen welbevinden, zorgen over je toekomst, zorgen over wie je buiten achterliet. Dan is het belangrijk dat er iemand binnen die muren is, die je kan troosten. Dat geldt ook voor wanneer je detentie lang duurt. Dan begint een gevoel van uitzichtloosheid steeds vaker naar voren te komen. Of het gevoel eenzaam te zijn. Wie is er buiten nog voor jou? Een gesprekspartner die dan troost kan bieden is heel belangrijk. Het is dan logisch dat de gedetineerde die troost ook zoekt bij God. Het is vervolgens aan de pastor of predikant om deze behoefte aan troost te herkennen als een diep verlangen naar God, eenheid en vrede. Het verlangen naar God heeft uiteindelijk niets te maken met de vervulling van een bepaalde behoefte of troost, (de wens van de buurman in de schuilkelder). Het verlangen naar God is een op zichzelf staand verlangen, geboren uit liefde, waarbij juist onze behoeftigheid uitgezuiverd wordt. Het gaat niet om onze behoeften of onze troost; maar het gaat om het verlangen naar God zelf, die zich dan zo in alle leegte en naaktheid openbaart. “God is verborgen in de ziel” zei Johannes van het Kruis. Dat is een existentiële, menselijke conditie. In de ziel is God verborgen. Daarom is het verlangen naar Hem al van voor ons bewuste denken aanwezig. Het is om die reden dat de meeste gedetineerden intuïtief bij een religieus geestelijk verzorger aankloppen voor steun. Een steun die de pastor of justitiepredikant kan bieden door achter de voorliggende behoefte naar troost of steun, dit verlangen te herkennen. Dat betekent ook dat God alleen ter sprake kan komen als Degene die dit verlangen oproept. Als degene die het Licht is dat voor ons uit gaat. ”De kaars in het duister” om in de beelden van Bonhoeffer te blijven.
Door in de vraag naar troost, het verlangen naar God vanuit het duister, te herkennen, kan de justitiepastor of -predikant de gedetineerde uitdagen om die weg te gaan. Dat is alleen mogelijk door de duisternis volstrekt serieus te nemen; de angst en de onzekerheid. Dat deze niet worden  toegedekt met een religieuze bezwering dat met God alles wel goed komt. Dat is misschien wel waar maar dan als punt aan de horizon, waarnaar ons verlangen uitgaat en ons in beweging zet naar samen-zijn, vrede… Waarvan de vervulling nog uitstaat.

Vanuit deze gedachte heb ik ook beter begrepen wat Bonhoeffer bedoelde wanneer hij spreekt van goedkope en dure genade. Want de genade is dan niet iets waarmee het delict van de gedetineerde zomaar wordt toegedekt zonder dat de diepte en ernst van wat er fout ging onder ogen is gekomen. Een trouwe kerkganger, een erg vrome gedetineerde, vertelde me opgetogen dat hij altijd eerst God om vergeving vroeg voordat hij een inbraak ging plegen. Want dan was het hem alvast vergeven en zou de inbraak succesvol verlopen. Hoe goedkoop genade dan kan worden. Maar voor Bonhoeffer is de genade de boog aan de hemel waarnaar de gedetineerde verlangt als hij zijn diepste schuld onder ogen durft te komen. Zoals dat overigens net zo goed geldt voor de pastor of predikant. Dat is geen gemakkelijk proces maar het is de enige weg die er te gaan is op de weg naar herstel en vrede. Want dat betekent de bede: ‘breng als het kan ons samen en geef ons vrede.’ Naar mijn mening opent deze bede de weg tot, door de diepte heen, tot gemeenschap en herstel in aansluiting bij dat diepste verlangen. Ik heb dat regelmatig zien gebeuren.

Mark vroeg een gesprek aan bij mij. Het ging wel goed maar ergens had hij het gevoel dat er nog iets miste, dat het nog niet helemaal goed ging. Hij was blij dat hij God had gevonden en nu ook met mij kon praten. Al snel vertelde hij waarom en waardoor hij in de gevangenis was beland. Maar iets te snel voegde hij er aan toe dat God hem vergeven had. En daarom deed hij nu zijn uiterste best. Hij zou alles in het werk stellen om terug te betalen voor wat hij fout gedaan had, want dat was hij nu natuurlijk aan God verschuldigd. Ik antwoordde Mark dat hij niets hoefde te doen. Dat hij Gods genade niet kon verdienen. Maar dat die voor hem klaar lag. Mark vond dat wel heel gemakkelijk. Als je er niets voor hoefde te doen…Toch liet de gedachte hem niet los en spraken we intensief over de genade die gratis was maar ook duur gekocht… Mark vond de gesprekken lastig en ging steeds meer aan de slag met zijn delicten. Hij ging beseffen wat hij anderen had aangedaan. En de grootste schok onderging hij toen hij ontdekte hoe hij eigenlijk onbewust gekopieerd had wat hem zelf ooit was aangedaan. Dieper kon je toch niet zinken… Maar op dat punt aangekomen, begon er ook iets te schuiven in Mark. Hij begon over zijn slachtoffers te spreken en ondernam werkelijk stappen om naar hen toe spijt te betuigen. Maanden later schreef hij me een brief. En ik citeer hieruit: “je vertelde me over genade waar ik niets voor hoefde te doen. Dat leek me zo gemakkelijk. Maar niets is minder waar. Want het opende voor mij een weg door de diepte heen. Het was een heel gevecht. Maar nu kan ik je zeggen dat ik het grootste cadeau heb ontvangen wat iemand ooit voor mogelijk kan houden.”
In dit voorbeeld wordt duidelijk hoe de weg door de diepte heen, ook een weg van herstel betekent.

Samen zijn
In het voorbeeld wordt ook zichtbaar dat de echte troost, in de zin van de weg door het dal heen gaan, ook gebeurt in het perspectief van jezelf verbinden. Het verlangen om met de ander in vrede te leven. Dat is ook niet verwonderlijk want het verlangen in eenheid te leven met God, bewerkt ook het verlangen om één te zijn met de anderen. Dat wordt ook duidelijk uit het voorbeeld van Erik wiens verhaal ik, evenals dat van Mark, mocht vertellen. Erik heeft een goede christelijke opvoeding genoten en was jaren actief in de kerk. Door een echtscheiding en nieuwe relatie was er steeds meer afstand tot de kerk gekomen zodat hij de laatste jaren niet meer ging. Ondertussen begon hij dingen te doen die het daglicht niet konden verdragen waardoor hij uiteindelijk in de gevangenis kwam.
Na twee jaar kwam Erik op mijn pad. Hij vertelde hoe hij in de vorige gevangenis weer helemaal de weg terug had gevonden naar de kerk en God. En hoe het nu weer helemaal goed ging. Over de delicten werd niet gesproken. Toen de relatie met zijn vriendin aan de orde kwam, merkte Erik op dat die nog steeds in stand was. Maar tegelijkertijd vertelde Erik dat zijn vriendin hevig geschokt was om wat hij had gedaan en dat zij zich verraden en bedrogen voelde. Zij besloot om afstand te nemen. Hij had al twee jaar niets meer van haar gehoord. “Maar als ik buiten ben” voegde Erik er aan toe, “verwacht ik dat wij de draad weer op pakken.”
Toen ik er wat op doorvroeg, was duidelijk dat Erik hier niet over wilde praten. Zo gingen maanden voorbij zonder dat Erik verder kwam. Hij zat in zijn eigen kringetje, kwam trouw naar de kerk maar zich werkelijk verbinden was lastig. Ondertussen voerden we gesprekken. En langzaam maar zeker durfde Erik de gedachte toe te laten dat zijn relatie afgelopen was. Hij ontdekte dat in het ontkennen van het einde van zijn relatie ook de onwil besloten lag om werkelijk onder ogen te komen wat hij had aangericht. Erik benoemde regelmatig dat hij dit een heel lastig proces vond maar dat het ook nodig was om dit alles onder ogen te komen.

Van belang is dat er op deze weg ook een rituele markering is van het belijden van schuld. In de R.K.- kerk is dat de biecht. Protestanten in Nederland kennen die niet als zodanig maar Bonhoeffer heeft altijd gepleit voor het gebruik van de biecht. Een pleidooi dat ik van harte overneem. En zo was er voor Erik een biechtritueel. Op een papiertje schreef hij wat hij verkeerd had gedaan. Wie er door hem beschadigd waren: een schuldbelijdenis. Hij schreef ook een brief aan zijn ex-vriendin en andere slachtoffers. Die brieven werden verstuurd. Het briefje met de schuldbelijdenis hardop voorgelezen in de kerkzaal. We lazen een bijbeltekst, er klonk een genadeverkondiging, het briefje werd verbrand en tenslotte deed Erik zijn vriendschapsring af en deed die in een doosje. Daarop ontving Erik een zegen voor de toekomst.
Na dit moment bloeide Erik op. Hij nam nadrukkelijker zijn plek in het midden van de kerkgemeenschap buiten. Hij voelde zich gedragen en geborgen in God en zijn gemeente.

Want zoals inmiddels waarschijnlijk duidelijk is geworden, is de weg van het verlangen naar God, een weg die uiteindelijk van binnen naar buiten gaat. Of vanuit de geslotenheid naar openheid. Dat is niet een mooie bijkomstigheid van een innerlijk proces. Nee het is de wezenlijke consequentie van de weg die begint wanneer iemand uitdrukking geeft aan zijn (soms onbewuste) verlangen naar God en daardoor volstrekt serieus wordt genomen in zijn bestaan nu…
Het is een weg die zijn oorsprong en einde vindt in de geborgenheid waarvan de gemeente van Christus de uitdrukking is. Het is ook niet toevallig dat Jezus aan het begin van zijn weg naar het Einde of Nieuw Begin, een gemeenschap stichtte waarin hij zich geborgen weet. Want diezelfde gemeenschap is er ook weer na Pasen. Voor Bonhoeffer was de gemeente van Christus de zichtbare gestalte van Hem. Zonder een gemeente ook geen Christus. Wanneer een gedetineerde bewust of onbewust zijn verlangen naar God, Jezus Christus uitdrukt, komt daarmee indirect maar daarmee niet minder fundamenteel ook het verlangen naar gemeenschap, naar voren.
Hierin ligt dan ook de uitdaging van de kerken buiten de muren van de gevangenis. Dat ze voor gedetineerden en ex-gedetineerden de uitdrukking van dit verlangen kunnen zijn. Dat zij de geborgenheid kunnen bieden, die in dit gedicht van Bonhoeffer naar voren komt. Dat vraagt van de gemeente van Christus dat ze met de gedetineerde of ex-gedetineerde een weg durven gaan waarin ze de gedetineerden en ex-gedetineerden helemaal aanvaarden en serieus nemen in hun nood, in hun schuld en in hun verlangen om zo samen Christus te zijn.

Dat zal ook voor de kerken buiten betekenen dat zij de weg door de diepte heen gaan. Dat ze hun eigen nood en eigen schuld serieus durven nemen en die ook te delen met wie er op hun pad komt. Dat gedetineerden, ex-gedetineerden en tot nu toe nooit gedetineerden samen dit verlangen naar eenheid en vrede durven delen. Het is de horizon in het landschap van het justitiepastoraat.
“breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht”.

********************************